Home
De normaal erg negatieve en onbetrouwbare schrijver van de Historia Augusta is maar een enkele keer positief over Gallienus: 'Zeker een uitmuntende daad van hem (Gallienus) moet met lof worden vermeld. Want tijdens het consulschap van zijn broer Valerianus en zijn verwant Lucillus (265), toen hij hoorde dat Odaenathus de Perzen had vernietigd, Nisibis en Carrhae onder gezag van Rome had gebracht, evenals heel Mesopotamia en uiteindelijk tot aan Ctesiphon was opgerukt en de koning op de vlucht had gejaagd, de Satrapen had gevangen genomen en grote aantallen Perzen had gedood, gaf hij hem een aandeel in de keizerlijke macht en gaf hem de naam Augustus. Hij gaf opdracht munten te slaan ter zijner eer welke hem afbeelden terwijl hij de Perzen gevangen nam. Deze maatregel werd door de senaat, de stad en alle personen van alle leeftijden met goedkeuring ontvangen'.
De passage is uiterst onbetrouwbaar want Odenathus is nooit keizer geweest. Hij bleef ook tot aan zijn dood munten slaan op naam van Gallienus te Antiochia. Elders in de Historia Augusta worden deze zelfde gebeurtenissen vermeld tijdens het consulschap van Gallienus en Saturninus (264): 'Odenathus, koning van Palmyra, was heerser over het gehele oosten. In hoofdzaak omdat hij zich waardig had getoond voor deze hoge functie door zijn dappere daden. Gallienus in tegenstelling deed helemaal niets maar alleen wat extravagant was, dom en dingen die waard waren om bespot te worden. Onmiddellijk riep hij de oorlog uit tegen de Perzen om Valerianus te wreken, iets wat zijn zoon had nagelaten. Hij bezette onmiddellijk Nisibis en Carrhae, wiens bewoners zich overgaven en Galienus vervloekten. Desondanks toonde Odaenathus geen gebrek aan respect voor Gallienus want hij zond hem de satrapen die hij gevangen had genomen maar, alleen zo lijkt het, om hem te beledigen en zijn eigen succes tentoon te stellen. Nadat deze naar Rome waren gebracht en aan Gallienus werden getoond hield hij een triomftocht ter ere van Odaenathus overwinning. Hij zweeg echter over zijn vader en vergoddelijkte deze niet toen hij hoorde van zijn dood totdat hij werd gedwongen om dat wel te doen. In feite leefde Valerianus nog want het nieuws van zijn dood was niet waar. Odaenathus intussen belegerde een leger Perzen bij Ctesiphon en verwoeste het land in de wijde omtrek waarbij hij ontelbare vijanden doodde. Maar toen alle satrapen uit de wijde omgeving naar Ctesiphon trokken ter algemene verdediging braken langdurige gevechten uit met wisselend resultaat maar nog langduriger was het succes van de Romeinen. Omdat het de bedoeling was van Odaenathus om Valerianus te bevrijden rukte hij dagelijks op maar zijn beste aanvoerders, nu op onbekend terrein, hadden het zwaar vanwege het moeilijke landschap'.
Over deze periode schreef Zosimus: 'De Scythen, die in heel Griekenland vreselijk huis hadden gehouden, hadden nu Athene ingenomen terwijl Gallienus oprukte tegen het deel van hen welke Thracia hadden ingenomen. Hij gaf Odonathus van Palmyra, een man wiens familie altijd in hoog aanzien had gestaan bij de Romeinen, het bevel om de bevolking in het oosten te helpen. Deze verkeerden in die dagen in opperste staat van verwarring. Deze voegde daarop de overblijfselen van de Romeinse legioenen die nog aanwezig waren in de regio toe aan zijn eigen troepen en viel Shapur dapper aan. Na verschillende Perzische steden te hebben genomen nam hij ook Nisibis in welke stad eerder door Shapur was ingenomen en verwoestte haar tegelijkertijd. Daarna rukte hij niet een keer maar voor de tweede keer op zover als Ctesiphon en dwong de Perzen zich met hun vrouwen en kinderen terug te trekken binnen hun fortificaties. Tegelijkertijd kon hij doen wat hij wilde met het omringende lege land'.
De schrijver Festus beschreef ook de daden van Odenathus: 'Onder Gallienus vielen de Perzen Mesopotamia binnen en begonnen beslag te leggen op Syria ware het niet dat (het is met schaamte dat het verteld moet worden) Odenathus, de Palmyreense Decurion, een groep Syrisch plattelands volk bij elkaar bracht en een enthousiast verzet begon. Bij diverse gelegenheden verdreef hij de Perzen en verdedigde niet alleen onze grenzen maar zelfs als wreker van het Romeinse volk, het is met vreugde om te zeggen, forceerde hij zich een weg tot aan Ctesiphon'. De schrijvers Eutropius, Jerome, Orosius en Jordanes vertellen een identiek verhaal en noemen de strijders van Odenathus 'landelijken' en 'primitief landvolk'.
Ook Georgius Syncellus plaatst een inval van de Scythen vlak na of tijdens de gebeurtenissen in het oosten: 'Ook in deze tijd staken de zogenoemde Scythen, behorende tot het volk van de Gothen, de Pontus [zwarte zee] over, en streken neer in Bithynia. Zij konden zich vrij bewegen in geheel Asia en Lydia, de steden Nicomedia en Bithynia werden ingenomen, de Ionische steden moesten zich schikken naar hen, zij waren namelijk verstoken van vestingwerken, overigens wisten zij ook binnen te dringen langs versterkingen. Zij richten zich op Phrygia, Cappadocia en Galatia en richtten waar dan ook verwoestingen aan, slechts resten achterlatend. Ondertussen schitterde Odenathus met zijn overwinningen op de Perzen en het aanvangen van een belegering van Ctesiphon'.
De Historia Augusta geeft veel informatie over de regeringsperiode van Gallienus. Deze informatie bevat echter zoveel tegenstrijdigheden en overdreven negativiteit jegens Gallienus dat het moeilijk is feiten en fictie te herkennen. Hieronder volgen enkele passages:
'Tijdens het consulschap van Gallienus en Fausianus (262) was er naast zo veel uitbraken van oorlog ook nog een zware aardbeving en bleef het enkele dagen donker. Er werd het geluid als van zwaar onweer waargenomen, niet zoals Jupiter het liet donderen maar alsof de hele aarde donderde. De aardbeving verzwolg veel gebouwen samen met hun bewoners en veel mensen stierven van angst. Deze ramp trof het meest de steden in Asia maar ook Rome en Libya werden door elkaar geschud. Op veel plaatsen scheurde de aarde open en zout water verscheen in de scheuren. Veel steden werden verzwolgen door de zee. Daarom werd de hulp van de goden gezocht door de Sibyllijnse boeken te raadplegen en werden op hun aanraden offers gebracht aan Jupiter Salutaris. Er brak ook zo een grote pestepidemie uit zowel in Rome als in de steden van Achea dat op een dag wel 5000 mensen overleden aan deze ziekte'.
'Terwijl Fortuna op deze wijze te keer ging, terwijl er aardbevingen waren, scheuren in de grond, pest in diverse plaatsen welke de Romeinse wereld vernietigde. Terwijl Valerianus gevangen werd gehouden, de provincies van Gallia waren bezet, terwijl Odaenathus met oorlog dreigde, Aureolus greep had op Illyricum en Aemilianus in bezit van Egypte begon een deel van de Gothen die Thracia hadden ingenomen en Macedonia hadden geplunderd een belegering van Thessalonica. Nergens was hoop op vrede niet eens een sprankje. Al deze dingen, zoals ik al meerdere malen heb gezegd, gebeurde uit minachting voor Gallienus. Een man die zich had overgegeven aan luxe en altijd klaar voor schaamvolle daden als hij zich maar even veilig voelde. Tegen deze Gothen werd een veldslag gevochten in Achaea onder het commando van Marcianus. Na hun nederlaag trokken zij zich terug door het land van Achea. De Scythen, een volk van de Gothen, verwoestten Asia en plunderden en verwoestten zelfs de tempel van de maan te Ephesus, de faam van dit gebouw is bekend over alle naties. Gallienus trok daarna ten strijde tegen Postumus samen met Aureolus en generaal Claudius, de latere keizer en voorvader van Constantius onze Caesar. Ook Postumus rukte op om te vechten, met veel hulptroepen gevormd uit Kelten en Franken, samen met Victorinus met wie hij de keizerlijke macht deelde. Na enkele veldslagen met verschillende uitkomsten was de kant van Gallienus uiteindelijk aan de winnende hand. Het is een feit dat Gallienus plots moed en eergevoel had, soms werd hij gewelddadig als hij werd beledigd'.
'En als laatste, om geen ramp uit zijn tijd te laten missen, werd de stad Byzantium, beroemd vanwege haar zeeslagen en de sleutel tot de Pontus, zo compleet vernietigd door de soldaten van Gallienus zelf dat geen mens het overleefde. Het is een feit dat geen oude familie meer gevonden kan worden onder de Byzantijnen. Of iemand moet ontsnapt zijn omdat hij op reis was of verwikkeld ergens in een oorlog zodat hij zijn geslacht kon voortzetten. Daarna ging hij op pad om de fouten gemaakt door de Byzantijnen te wreken. Tegen zijn verwachtingen in om tot de stad toegelaten te worden werd hem de volgende dag toegang verleend. Toen, na een cirkel van gewapende mannen om de ontwapende soldaten te hebben opgesteld, gaf hij tegen de afspraken in orders om ze allen af te slachten'. [Dit gebeurde rond het jaar 262, reden onbekend. Een usurpatie of opstand?]
'Ook rond deze tijd werden de Scythen verjaagd door de moed en kunde van de Romeinse generaals en zij trokken terug naar hun eigen gebied. Na de slachting onder de soldaten van Byzantium haastte Gallienus zich terug naar Rome, riep de senatoren bij elkaar en also hij een groot feit had volbracht vierde hij feest ter ere van zijn decenalia (262/263) met allerlei nieuwe soorsten spectakels, nieuwe variaties van parades en uitvoerige ammusement van allerlei soort. Eerst ging hij naar het Capitool met alle alle senatoren en de ridders gekleed in hun togas en met de soldaten allen gekleed in het wit. Het hele volk ging voorop terwijl bijna al hun slaven en hun vrouwen hen voor gingen met waskaarsen en toortsen. Er gingen hun ook aan iedere kant 100 witte ossen voor met hun horens verbonden met gouden koord en afgedekt met veelkleurige zijden dekens. Ook liepen 200 hagelwitte lammeren aan beide kanten naast 10 olifanten die toen aanwezig waren in Rome. Ook 1200 gladiatoren in uitrusting en matrones in gouden mantels en 200 speciaal uitgekozen getemde beesten van allerlei soort. Wagens met pantomime spelers en verschillende acteurs, boksers die vochten, niet zoals in een regulier gevecht maar met de zachtere zwachtels. Ook allerlei potsenmakers en een Cyclops voorstelling die shows weggaven die prachtig en adembenemend waren. Alle straten werden gevuld met geluiden van plezier en applaus met in het midden van alles de keizer zelf in een overwinningstoga en het tuniek versierd met palmen. Hij was zoals gezegd vergezeld van de senatoren en alle priesters gekleed in geborduurde togas op weg naar het capitool. Aan iedere kant van hem werden 500 vergulde speren en 100 baniers meegedragen naast die behoorden aan de gilden en de vlaggen van de hulptroepen, de beelden uit de heiligdommen en de standaarden van alle legioenen. Verder marcheerden er mannen mee die allerlei buitenlandse naties moesten voorstellen zoals Gothen en Sarmaten, Franken en Perzen die met niet minder dan 200 meeliepen in 1 grote groep. Middels deze optocht wilde deze domme man het volk van Rome misleiden want op de achtergrond bleven anderen Postumus steunen, een ander Regalianus en weer anderen Aureolus, Aemilianus, en Saturninus want ook hij regeerde zo werd gezegd. Midden tussen dit alles was er luid gejammer om de vader die de zoon ongewroken had gelaten en voor wie buitenlanders althans hadden geprobeerd om hem te wreken. Gallienus althans was niet te bewegen tot zo een daad omdat zijn hart bezig was met plezier en hij alleen maar vroeg of er iets gepland voor de lunch, of er nog amusement was geregeld. Wat voor voorstellingen er de volgende dag waren en wat voor spelen in het circus. Na de processie offerde hij aan de goden en keerde terug naar het keizerlijk paleis. Nadat de banketten en de feesten waren beëindigd plande hij meer dagen van amusement voor het volk. Een bekende grap moet hier echter niet weggelaten worden. Terwijl een groep voorbij ging welke gevangen genomen Perzen moesten voorstellen (wat een absurditeit!) mengden enkele grappenmakers zich onder hen en begonnen hen grondig te onderzoeken tot verwondering van iedereen. Toen hen werd gevraagd wat zij hiermee bedoelden antwoorden zij: wij zoeken naar de vader van de keizer. Toen dit incident werd gerapporteerd aan Gallienus toonde hij geen schaamte, verdriet of affectie als zoon aan een vader maar gaf hij bevel om de grappenmakers levend te verbranden. Een daad waarover het volk zo kwaad was als niemand ooit had gedacht maar ook de soldaten zo had gegriefd dat zij later spijt kregen van deze daad'.
Een usurpatie of een ophanden zijnde usurpatie werd door Gallienus gesmoord. Mogelijk was dit Trebellianus, usurpator in Isauria die werd aangepakt door Camsisoleus, een Egyptenaar en broer van Theodotus die eerder Aemilianus had aangepakt in Egypte of anders die van Celsus usurpator in Africa, voormalig tribuun en als keizer naar voren geschoven door Vibius Passienus, procunsul van Africa en Fabius Pomponianus, generaal van het leger aan de Libische grens. Hij zou zijn vermoord door ene Galliena, een nicht van Gallienus.
'Terwijl deze dingen gebeurden tussen de Perzen vielen de Scythen Cappadocia binnen. Na vele steden te hebben veroverd en lange tijd oorlog te hebben gevoerd met wisselend succes vertrokken zij naar Bithynia. Hierop gingen de soldaten wederom op zoek naar een nieuwe keizer en toen Gallienus niet met ze kon onderhandelen of ze voor hem kon winnen liet hij ze zoals gewoonlijk allemaal vermoorden. Terwijl de soldaten een andere keizer zochten hield Gallienus de functie van archon - hoogste magistraat - te Athene. Hij demonstreerde dezelfde ijdelheid die hem ook lust gaf om zich tussen zijn burgers te begeven en zelfs deel te nemen aan de heilige riten wat zelfs Hadrianus niet had gedaan op het hoogtepunt van zijn regering of Antoninus tijdens een periode van lange vrede. En deze keizers waren zo geleerd door hun studie van het Grieks dat zij volgens vele belangrijke personen bijna niet minder werden geacht dan de meest geleerde onderzoeker. Hij wilde vervolgens ook opgenomen worden onder de leden van de Areopagus, bijna alsof hij publieke zaken minachtte. Het kan niet ontkend worden dat Gallienus faam verwierf in publiek spreken, dichten en allerlei kunsten. Van hem is ook de epithalamium welke de eerste plaats had onder 100 gedichten. Toen hij de kinderen van zijn broeders in de echt verbond en alle dichters zowel Griekse als Latijnse hun epithalamia hadden gebracht, en dat verspreid over enkele dagen, zou Gallienus zo verteld men, terwijl hij de handen van het bruidspaar vasthield, meerdere malen de volgende versen hebben voorgedragen: Kom nu mijn kinderen, kom tot elkaar met diep gewortelde passie, Laat nooit de duiven winnen van jullie in getortel en gekoer, Nooit de klimop jullie armen, of het plakken van de schelpen jullie kussen. Het zou te lang voeren om al zijn versen en toespraken welke hem bekend maakten onder zowel dichters als sprekers uit zijn tijd. Maar het is een ding die verlangd worden van een keizer en een ander van een spreker of dichter”. HA “Terwijl Odaenathus bezig was met de oorlog tegen de Perzen en Gallienus zich bezig hield met allerlei domme dingen na te jagen, zoals gewoonlijk, waren de Scythen bezig schepen te bouwen. Zij rukten op naar Heraclea en vandaar trokken zij beladen met buit terug naar hun land. Doch velen gingen te onder door schipbreuk of werden verslagen in een ontmoeting met de marine'.
'Ongeveer rond deze tijd werd Odaenathus verraderlijk vermoord door zijn neef en samen met hem zijn zoon Herodes welke hij keizer had gemaakt. Toen nam Zenobia, zijn vrouw, de macht over omdat de overgebleven zoons, Herennianus en Timolaus, nog te jong waren. Zij regeerde een lange tijd, niet in een vrouwelijke manier maar overtrof niet alleen Gallienus in moed en kunde, ieder meisje zou meer succesvol hebben geregeerd, maar ook menige andere keizer. Toen Gallienus ter ore kwam dat Odaenathus was vermoord maakte hij zich gereed voor oorlog met de Perzen, een over tijd zijnde wraak voor zijn vader, en met de hulp van generaal Heraclianus bracht hij een leger bij elkaar en speelde de rol van de ervaren prins. Deze Heraclianus werd toen hij ten strijde trok tegen de Perzen, verslagen door de Palmyrenen en verloor alle troepen die hij had samengebracht want Zenobia regeerde Palmyra en het grootste deel van het oosten met de moed van een man'.
In 266/267 werd Odenathus tijdens een familievete door zijn neef vermoord samen met zijn oudste zoon Herodes. Zijn vrouw Zenobia nam het bewind over in naam van haar zoontje Vabalathus (Timolous). Gallienus plande een veldtocht naar het oosten maar zijn leger werd onder Heracleanus door de Palmyrenen verslagen. Heracleanus moet dit hebben overleeft want deze was in 268 bij Milaan aanwezig toen Gallienus daar werd vermoord. Hier onder volgen enkele passages van antieke schrijvers over de moord op Odenathus.
Zosimus: 'Kort daarna [na zijn zege over Shapur] toen hij [Odenathus] in Emesa verbleef werd hij vermoord in een complot terwijl hij de verjaardag vierde van een vriend. Zenobia nam toen de regering over. Zij was de vrouw van Odenathus maar had de moed van een man en met de assistentie van de vrienden van haar man regeerde zij met dezelfde omzichtigheid'.
Zonaras: 'Deze Odenathus werd een groot man en trouw aan de Romeinen en had zich onderscheiden in oorlogen tegen diverse naties en tegen de Perzen zelf. Uiteindelijk werd hij vermoord door zijn eigen neef. Deze vergezelde zijn oom tijdens de jacht en als een dier verscheen schoot deze als eerste en doodde het beest. Odenathus werd boos en bedreigde zijn neef. Deze trok zich hier niets van aan en deed hetzelde nog twee of drie keer. Odenathus raakte hierdoor buiten zinnen en ontnam hem zijn paard. Dit wordt gezien als een grote belediging onder de barbaren. De jonge man bedreigde daarop zijn oom die daarom gevangen werd gezet. Later verzocht de oudste zoon van Odenathus zijn vader om zijn vrijlating. Toen de jongeman werd vrijgelaten kwam hij op Odenathus, die zat te drinken, af met een zwaard en vermoorde hem en zijn oudste zoon. De jongeman werd gedood toen sommigen zich op hem wierpen'.
Johannes van Antiochia: 'Odenathus werd vermoord in een plot van Gallienus en Zonobia, die zijn vrouw was, nam zijn taken over. Zij had de moed van een man en wreekte de dood van haar man samen met zijn vrienden'.
Syncellus: 'Weer hoorde Odenathus, die zich had onderscheiden tegen de Perzen en die Ctesiphon bedwongen had, van de rampen van Asia en haastte zich met zijn leger door Cappadocia naar Heraclea in Pontus. Toen hij van plan was om zich op de Gothen te storten werd hij veraderlijk vermoord door een idividu net als hem Odenathus genaamd. Voor zijn komst waren de Gothen terug getrokken via dezelfde Pontus. Een lijwacht doodde Odenathus, de moordenaar van koning Odenathus. De regering over het oosten werd toevertrouwd aan Zenobia, zijn vrouw'.
De anonieme continuator van Dio Cassius (= FHG IV. p. 194) vermeld een heel ander en nogal verwarrend relaas over de dood van Odenathus: 'Toen Rufinus Odaenathus Sr. had geexecuteerd vanwege het beramen van een opstand beschuldigde Odaenathus Jr. hem van moord op zijn vader. De keizer vroeg Rufinus waarom hij dit had gedaan. Hij antwoordde dat hij dit terecht had gedaan. Als u mij had gevraagd om deze Odaenathus, zijn zoon, te vermoorden dan had ik dit gelijk zelf gedaan. Rufinus leed aan jicht in zijn handen en voeten en kon bijna niet bewegen. De keizer vroeg hem: wat voor bewijs en getuigen heb je dat je zoveel vertrouwen hebt in wat je zegt? Hij antwoordde: zelfs toen ik gezond was noch in mijn jeugd kon ik iets tegen hem uitrichten. Maar volgens uw orders en bij beschikkingen in uw naam kon ik alles goed uitvoeren. En u majesteit, voert uit wat u onderneemt maar geeft orders aan uw soldaten. Gallienus prees hem voor dit antwoord'.
Over het einde van Gallienus:
Historia Augusta: 'Intussen zeilden de Scythen over de zwarte zee de Donau op en berokkenden veel schade op Romeins grondgebied. Toen Gallienus hier van hoorde gaf hij Cleodamus en Athenaeus de Byzantijnen opdracht om de fortificaties te repareren van de steden. Een veldslag werd uitgevochten nabij de zwarte zee waarbij de barbaren werden overwonnen door de Byzantijnse leiders. De Gothen werden ook verslagen in een zeeslag door de generaal Venerianus, maar Venerianus zelf stierf een soldatendood. Toen plunderden de Gothen Cyzicus en Asia en daarna heel Achaea maar werden verslagen door de Atheners onder commando van Dexippus, een historicus uit deze tijd. Daar verdreven trokken zij door Epirus, Macedonia en Boeotia. Ondertussen confronteerde Gallienus, eindelijk door het leed van de bevolking aangespoord, de Gothen terwijl deze door Illyricum zworven en als de kans zich voor deed een groot aantal werd gedood. Toen de Scythen hiervan hoorden maakten zij een barricade met wagens en probeerden te ontsnappen via de Gessaces (berg). Marcianus vocht met de Scythen met wisselend succes als gevolg waarvan alle Scythen in opstand kwamen”. In 267 een invasie v/d Eruli (Gothen) langs de Donau grens vanuit de zee van Asov. Gallienus was op veldtocht tegen Postumus en zond zijn generaals. De Eruli (Gothen) kwamen tot in Griekenland, de Peleponessos. Zij werden verslagen door Dexipus toen zij probeerden Athene te veroveren. Toen zij noordwaarts wegtrokken viel ook de inmiddels toegesnelde Gallienus hen aan bij de rivier de Nestos op de grens van Macedonia en Thracia en doodde een groot aantal van hen (kijk voor een beter relaas bij Syncellus p. 717). Gallienus liet generaal Marcianus en Claudius het werk afmaken omdat hij zelf naar Noord-Italië trok vanwege het nieuws dat Aureolus had geusurpeerd. Generaal Heraclianus was zeer begaan met het lot van het rijk. Maar omdat zij niet langer de misstappen van Gallienus konden dulden vormden Marcianus en Heraclianus het plan dat een van hen de macht zou overnemen. Claudius werd gekozen, de beste van hen allen zoals we later op het juiste tijdstip zullen verhalen. Hij had geen deel in hun plan maar werd zo hoog geacht dat men geschikt vond voor de keizerlijke waardigheid en met reden zoals later zal blijken. Want hij is de Claudius waarvan Constantius, onze meest bedachtzame Caesar, een afstammeling is. Deze mannen hadden ook een medestander in een zekere Ceronius, of beter Cecropius, commandant van de Dalmatiers, die hen bijstond met de grootste sluwheid en wijsheid. Maar omdat zij de macht niet konden overnemen zolang Gallienus nog in leven was besloten zij een complot te smeden. In gedachte houdend dat de staat was uitgeput door rampen, om deze meest ongeschikte persoon de regering over het menselijke ras te ontnemen en het rijk te redden, die zich overgaf aan het theater en het circus, dat de vernietiging kwam door de verlokkingen van het plezier. Het complot zag er als volgt uit: Gallienus was in onmin met Aureolus, die zich tegen hem had gekeerd als prins en was dagelijks waakzaam dat deze opstandeling hem zou komen confronteren, inderdaad een serieus en niet uit te houden iets. Hiervan op de hoogte zijnde brachten Marcianus en Cecropius plotseling bericht aan Gallienus dat Aureolus in aantocht was. Daarom riep hij om zijn soldaten en ging er op af alsof hij zeker was van een ophanden zijnde strijd. Zo werd hij vermoord door de moordenaars die speciaal voor deze gelegenheid waren gekomen. Er wordt gezegd dat Gallienus werd doorboort door de speer van Cecropius, de commandant van de Dalmatiers, sommigen zeggen in de buurt van Milaan, waar ook zijn broer Valerianus onmiddellijk werd gedood. Deze man had volgens velen de titel van Augustus, en velen dat van Caesar, en weer vele anderen dat hij beide niet had. Dit kan niet juist zijn want wij hebben in de officiele lijsten gevonden dat Valerianus gevangen was genomen “gedurende het consulschap van Valerianus de keizer". Dus wie anders kan deze Valerianus zijn dan de broer van Gallienus? Er is algemeen consent over zijn familierelatie maar niet over zijn rang of zoals anderen zijn beginnen te zeggen over zijn keizerlijke waardigheid. Nadat Gallienus was gedood brak een groot oproer uit onder de soldaten. Zij hoopten op buit en plundering en bleven er bij, alleen om haat te zaaien, dat zij beroofd waren van een keizer die nuttig en onvervangbaar was voor hen, dapper en competent. Hierop kwamen de leiders bij elkaar om te praten over hoe zij de soldaten tot rede konden brengen en ze op hun hand konden krijgen. Zo werd middels het voorstel van Marcianus twintig aurei per persoon beloofd (want er was een grote voorraad geld aanwezig) en geaccepteerd. Middels besluit van het leger werd de naam van Gallienus in de analen geplaatst als die van usurpator. De soldaten op deze manier tevreden gesteld werd de keizerlijke waardigheid aan Claudius gegeven, een gerespecteerd man, geliefd bij alle mensen, een vriend van zijn vaderland, een vriend van de wetten, acceptabel voor de senaat, en als gunstig bekend staand bij het volk. Zo was het leven van Gallienus, welke ik hier kort heb beschreven, die was geboren voor zijn maag en voor zijn pleziertjes. Hij verspilde zijn dagen en nachten met wijn en onzedelijkheden en was er oorzaak van dat de wereld werd vernietigd door het aantal van 20 tegenkeizers, zelfs een vrouw regeerde beter dan hij. Hij, om geen enkele van zijn waardeloze bedrevenheden onvermeld te laten, maakte in de lente een slaapplaats van rozen. Hij bouwde kastelen van appels, wist druiven te conserveren voor drie jaar en serveerde meloenen midden in de winter. Hij liet zien hoe je het hele jaar verse wijn kon hebben, en serveerde groene vijgen buiten het seizoen en verse appels van de bomen. Hij dekte zijn tafel met gouden bestek, maakte potten bezet met juwelen en ook van goud. Hij besprenkelde zijn haar met goudstof en droeg de stralenkroon in het openbaar. In Rome, waar de keizers altijd in een toga droegen, verscheen hij in een purperen mantel met juwelen en gouden spelden (fibulae). Hij droeg een tuniek van purper en goud voorzien van mouwen. Hij gebruikte een zwaardschede bezet met juwelen en hij maakte juwelen vast aan de veters van zijn laarsen en noemde ze "reticulate". Hij had de gewoonte om in het openbaar te eten. Hij won de gunst van het volk door giften en hij deelde zittende eten uit aan de senaat. Hij nodigde matrones uit in zijn raad en diegenen die zij hand kusten gaf hij 4 aurei met zijn beeltenis/naam. Toen hij vernam dat zijn vader Valerianus gevangen was genomen zou hij, net als de beste filosofen bij het verlies van een zoon zouden hebben gezeg: "Ik wist dat ik een sterfelijke had verwekt” hebben gezegd: “Ik wist dat mijn vader sterfelijk was”. Er is zelfs ene Annius Cornicula geweest die zijn stem verhief om Gallienus onterecht te prijzen als een standvastige prins. Degenen die hem desondanks geloven zijn zelfs meer pervers. Gallienus ging vaak weg bij het geluid van de pijpen en keerde terug bij het geluid van het orgel, bevelende dat er muziek gespeeld moest worden als hij ging en weer terugkeerde. In de zomer ging hij zes of zeven keer per dag in bad en in de winter twee of drie keer. Hij dronk altijd uit gouden bekers want hij minachtte glas want, zo zei hij, er is niets meer ordinair dan dat. Hij veranderde steeds van soort wijn, tijdens een banket dronk hij nooit meer dan twee bekers van dezelfde wijn. Zijn concubines verbleven vaak in zijn eetzaal en hij had altijd een tweede tafel bij de hand voor grappenmakers en acteurs. Als hij de tuinen in ging, die naar hem waren vernoemd, werd hij vergezeld door de gehele staf van het paleis. Ook werd hij vergezeld door de prefecten en chefs van staf, zij werden uitgenodigd voor zijn banketten en gingen baden samen met de prins. Er werden ook vaak vrouwen binnen gelaten, mooie vrouwen bij de keizer maar oude lelijke bij de anderen. De soldaten behandelde hij met excessieve wreedheid, hij liet er wel 3 of 4 duizend op een enkele dag doden. Hij gaf opdracht een standbeeld van hem op te richten voorzien van stralen zoals de zon en groter dan de colossus maar het werd vernietigd voordat hij af was. Het was in feite begonnen op zo een grote schaal dat het twee maal zo groot leek als de colossus. Het was zijn wens dat het werd geplaatst op de top van de Esquilijnse heuvel, een speer vast houdend waarlangs een kind naar de top kon klimmen. Het plan werd als idioot beschouwd door Claudius en na hem ook door Aurelianus, speciaal omdat hij ook opdracht had gegeven om een wagen met paarden er bij te laten maken op de schaal van het standbeeld het geheel geplaatst op een hoge sokkel. Hij plande de bouw van een Flaminian portico die moest reiken tot aan de Milvische brug, met pilaren in rijen van vier, of zoals sommigen beweren van vijf, zodanig dat voor de de eerste rij pilaren konden worden geplaatst met beelden daar op geplaatst terwijl de tweede, de derde en de overigen pilaren in rijen van vier moesten hebben. Het zou te ver voeren om alles op te schrijven wat hij deed en als iemand al deze dingen wil weten moet hij Palfurius Sura lezen die een verslag maakte van zijn leven'.
Zosimus: 'Terwijl de zaken in het oosten deze loop namen was Gallienus zelf druk bezig met de oorlog tegen de Scythen. Hem bereikte toen het bericht dat Aurelianus of Aureolus, die bevelhebber was van de cavalerie en in de buurt van Milaan de bewegingen van Posthumus in de gaten moest houden, zich opstandig gedroeg en ambities had om keizer te worden. Hierdoor gealarmeerd vertrok hij onmiddellijk naar Italië en liet het commando in de oorlog tegen de Scythen over aan Marcianus, een man met veel ervaring in militaire zaken. Terwijl hij met veel kennis van zaken de oorlog tegen de Scythen voortzette werd tegen de naar Italië reizende Gallienus een complot gesmeed door Heraclianus, de pretoriaanse prefect. Deze nam Claudius hierover in vertrouwen die de leiding had over de algemene lopende zaken. Het plan was om Gallienus te vermoorden. Een man (Cecrops) die een troep Dalmatiërs aanvoerde werd bereid gevonden om het plan te helpen uitvoeren. Terwijl Gallienus zat te eten werd hem verteld dat een spion was aangekomen met nieuws over Aureolus, deze zou met zijn leger dicht in de buurt zijn. Dit nieuws alarmeerde hem onmiddellijk, hij vroeg om zijn paard en wapens gereed te maken en reed onmiddellijk weg zonder escorte. De aanvoerder van de Dalmatiërs ging hem tegemoed en vermoorde hem. Nadat de troepen het nieuws hadden vernomen en gekalmeerd waren door hun aanvoerders werd Claudius tot keizer uitgeroepen. Hij was van tevoren met ieders instemming reeds hier voor uitgekozen. Aureolus, die zich lange tijd uit de handen van Gallienus had weten te houden zond onderhandelaars naar Claudius om tot een vrede te komen. Hij gaf zich aan hem over maar vermoord door de lijfwacht van de keizer die hem nog steeds haatten vanwege zijn verraad'.
Zonaras: 'Een andere rebellie tegen Gallienus vond plaats toen Auriolus, de machtige cavalerie commandant zich tegen hem keerde. Hij nam de stad Mediolanum en maakte zich gereed voor een gevecht met de keizer. Deze kwam aan met een enorm leger en bij de eerste confrontatie werden veel van Auriolus aanhangers gedood. Auriolus sloot zich op in Milaan waarna Gallienus een belegering begon. Terwijl Gallienus aanvallen uitvoerde raakte daarbij een keer de keizerin, welke hem naar Milaan had vergezeld, in gevaar. Terwijl de keizer met het grootste deel van het leger aanvallen uitvoerde bleven er slechts enkelen bij de schansen achter. De vijand zag dit en probeerde bij de tent van de keizer te komen om de keizerin te ontvoeren. Een van de achtergebleven soldaten zat voor de tent met een sandaal van zijn voet welke hij zat te naaien. Toen hij de vijand zag naderen pakte hij een schild en een dolk en viel vol woede naar hen uit. Hij wist de vijand op de vlucht te jagen en redde zo de vrouw van de keizer. Terwijl de keizer nog steeds Mediolanum belegerde kwam Aurelianus met enkele ruiters in zijn richting. De grote mannen uit het leger hadden met hem een complot gesmeed om de keizer te vermoorden maar wilden wachten tot de belegering van Milaan voorbij was. Het komplot begon echter uit te lekken en daarom begonnen zij zich te haasten met de uitvoering er van. Zij zonden iemand naar de tent van Gallienus met de boodschap dat de vijand in aantocht was. Hij stormde onmiddellijk naar buiten om de vijand tegemoet te gaan maar merkte dat maar weinigen hem volgde. Terwijl hij de aanval in wilde zetten was er een groep ruiters die zich nogal anders gedroeg als normaal als de keizer in de buurt was. Gallienus vroeg wat deze mannen wilden waarop zijn escorte antwoorde: jou regering eindigen! Gallienus sloeg onmiddellijk op de vlucht en was bijna ontkomen als zijn paard niet zou weigeren om een rivier over te steken. Zijn achtervolgers haalden hem in en een van hen gooide zijn lans naar hem. Geraakt door de lans viel hij van zijn paard en bloedde dood na een regering van 15 jaar samen met die van zijn vader. Hij was uitbundig van geest en wilde iedereen tevreden stellen. Er was niemand die een reden had om ruzie met hem te zoeken. Hij nam geen wraak op zijn vijanden of tegen opkomelingen. Dus dit is hoe men verteld dat Gallienus is gedood terwijl anderen zeggen dat hij is vermoord door de gouverneur Heracleianus. Toen Auriolus aanvoerder van de Kelten was en zich tegen Gallienus had verklaard trok deze Italië binnen met zijn troepen. Gallienus trok tegen hem op en werd in de nacht gewekt door Heracleianus die in een complot zat met Claudius om te zeggen dat Auriolus in aantocht was met een groot leger. Overvallen door dit nieuws kwam hij uit bed en vroeg half naakt om zijn wapens. Heracleianus deelde hem een fatale dolkstoot uit waarna hij stierf. Na de moord op Galienus werd Claudius tot keizer gekozen. Auriolus legde zijn wapens neer en gaf zich aan hem over. Hij probeerde echter wederom de troon te bemachtigen waarna hij werd afgeslacht door de soldaten'.
Eutropius vermeld alleen dat Gallienus bij Milaan werd vermoord samen met zijn broer, dat Claudius door de soldaten werd gekozen en door de senaat keizer werd gemaakt. Orosius vermeld dat Claudius werd gekozen bij de wil van de senaat.
Aureolus werd bij Pontirolo (Pons Aureolus) door Gallienus aangevallen en verschanste zich daarna in Milaan waar hij munten liet slaan op naam van Postumus (veelzeggend). Tijdens de belegering van Milaan wordt Gallienus in september 268 vermoord in een complot van zijn eigen generaals, volgens Aurelius Victor net als Aureolus en op 50 jarige leeftijd. Eutropius weet te vermelden dat het in zijn 9e regeringsjaar was en dat zijn broer ook vermoord werd. Orosius schrijft heel negatief dat Gallienus de staat aan haar lot had overgelaten en werd afgeslacht terwijl hij zijn lusten botvierde in Milaan. De laatste gedateerde Egyptische papyrus op naam van Gallienus dateert van 28 september 268 en de eerste gedateerde van Claudius II van 16 oktober 268 (Armstrong 1987).